Einde samenwoning. Man, kunsthandelaar, vordert afgifte van 14 schilderijen die zich in de woning vrouw bevinden. Volgens man zijn ze van hem. Vrouw is het hiermee niet eens en zegt dat ze de schilderijen cadeau van hem kreeg als liefdesuiting.
Wie moet de eigendom van de schilderijen bewijzen? De artikelen 3:109 BW en art. 3:119 lid 1 BW bevatten een bewijsvermoeden dat volgens Hoge Raad weerlegd kan worden. Volgende bewoordingen in pleitnota advocaat vrouw: “Tijdens dit verblijf heeft de man, als kunsthandelaar, een groot aantal zaken en goederen de woning ingebracht; waaronder kleding, administratie en schilderijen met het doel deze tijdelijk bij de vrouw op te slaan. De vrouw heeft meermaals haar bezwaren geuit tegen de vele schilderijen die bij haar huis stonden opgeslagen, waarna de man het overgrote deel van de spullen weer weghaalde.”
Het is op grond hiervan, volgens de rechter, aan vrouw te bewijzen dat de schilderijen haar eigendom (geworden) zijn. Vrouw hierin niet geslaagd en veroordeeld tot afgifte.
Noot familiemediator: de vrouw liet tijdens procedure ook een mail zien waarin man het volgende schreef: “Een aantal zaken wil ik je schenken of in bruikleen geven (…)”. Dat deze mail doelde op de 14 schilderijen in kwestie bleek volgens de rechter niet. In mediation had hierop in een goed gesprek doorgeborduurd kunnen worden.
We gebruiken cookies om ervoor te zorgen dat onze website zo soepel mogelijk draait. Als je doorgaat met het gebruiken van de website, gaan we er vanuit dat ermee instemt.OkNeePrivacy policy
Je kunt je toestemming op elk moment intrekken met de knop toestemming intrekken.Revoke cookies
Noot familiemediator: de vrouw liet tijdens procedure ook een mail zien waarin man het volgende schreef: “Een aantal zaken wil ik je schenken of in bruikleen geven (…)”. Dat deze mail doelde op de 14 schilderijen in kwestie bleek volgens de rechter niet. In mediation had hierop in een goed gesprek doorgeborduurd kunnen worden.